Begrippenlijst

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) bepaalt dat gemeenten ervoor moeten zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. Het gaat bijvoorbeeld om:

  • begeleiding en dagbesteding;
  • ondersteuning om de mantelzorger tijdelijk te ontlasten;
  • een plaats in een beschermde woonomgeving voor mensen met een psychische stoornis;
  • opvang in geval van huiselijk geweld en mensen die dakloos zijn.

Iedere gemeente organiseert de toegang tot ondersteuning op zijn eigen manier. Sommige gemeenten kiezen voor het WMO-loket. Veel gemeenten kiezen sociale wijkteams waar mensen terecht kunnen met hun hulpvraag. Wat het wijkteam precies doet, verschilt per gemeente.

Verzoek om ondersteuning

Bij een verzoek om ondersteuning moet de gemeente onderzoek doen naar de persoonlijke situatie. Er zijn spoedgevallen waarbij er geen tijd is voor onderzoek. De gemeente moet dan binnen 24 tot 48 uur hulp bieden en regelt een tijdelijke maatwerkvoorziening zoals (extra) huishoudelijk hulp, begeleiding thuis of opvang elders. Er wordt ook meteen een onderzoek naar de persoonlijke situatie gestart.

Een cliënt komt in aanmerking voor een WMO-voorziening als er is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • De cliënt is niet meer zelfredzaam en kan niet meer meedoen in de samenleving, omdat er sprake is van een aandoening of een beperking. Of omdat er langdurige zorg nodig is.
  • De cliënt heeft geen of onvoldoende mogelijkheden om het zelf op te lossen.

Eigen bijdrage

Vanaf 2020 betaalt de cliënt voor de meeste WMO-hulp een eigen bijdrage van € 19,00 per maand. Gemeenten kunnen wel een lagere eigen bijdrage vaststellen, bijvoorbeeld voor huishoudens met een minimuminkomen.

Terug naar de begrippenlijst